Mijn gezant vermoordden ze, mijn kasteel verbrandden ze / (...) God sta bij de heer die 't als lot beschoren kreeg / te tuchtigen zulk een bende.

Frans Gunnar Bengtsson (1950)

Terug naar index

Johan de Vos: Bekentenissen van een architect (1994), p.27

Trams

Deze stad is een arbeidersstad. De straten zijn nat en grijs. Tussen de kasseien liggen tramsporen. Ze zijn verraderlijk breed en glad. De trams maken een ijzerig geluid wanneer ze een halte naderen. Ze worden geleid door elektrische draden die doorheen de hele stad boven de sporen zijn gespannen. De trams zijn zijn fel geel gekleurd en dragen de namen van vreemde bestemmingen als Rabot, Palinghuizen of Moscou. De bestuurder bedient een houten handvat dat door het gebruik een donker glimmende kleur heeft gekregen. Wanneer de tram een bocht neemt, beschrijft de bestuurder met het handvat op energieke wijze grote cirkels waardoor de raderen in de vloer van de tram heftig in elkaar grijpen.
Mijn grootmoeder vertelde hoe een familielid met de paardentram had gereden. Elke avond moest hij met de tram naar huis rijden en de dieren verzorgen. Toen de buren hem op een zomer midden in de nacht hadden gewekt om iemand met een ongeluk weg te voeren, had hij schaars gekleed en bezweet een longontsteking opgedaan die hij niet meer te boven was gekomen.
Mijn grootmoeder had een nonkel, een avonturier die met de boten meeging en jaren later berooid thuiskwam. Hij had de hele wereld gezien: Afrika en Indonesië, waar de inboorlingen met pijlen achter hem aan hadden gezeten. Mijn grootmoeder was nog een kind en zag hoe er op de tram moeilijkheden waren. Het was haar nonkel die weigerde te betalen. “Ah Louiseke, hoe es't mee eu moeder?" riep de nonkel luidkeels. Mijn grootmoeder kreeg "een halve kluit" en liep beschaamd weg.

Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] De Vos, Johan