Uw Kapitool, helaas! eene onvoltooide kroon, / Uw Belfroot, met den draak der kruisvaart overkronkeld, / En Bavo’s tempel, als zijn kunstjuweelen schoon.

Prudens van Duyse (1859)

Terug naar index

Regat Prudentia Vires

(1821-1830)

De voorgeschiedenis van Regat Prudentia Vires leidt naar de Gentse rederijkerskamer De Fonteine. Deze kamer had onder meer een afdeling “Nederlandse Taal- en Letterkunde” die zich op een bepaald moment afscheidde van De Fonteine. Nadien ontstond dan, in 1821, een nieuw genootschap met als naam Gendsche Maatschappij van Nederlandsche Taal- en Letterkunde en als motto “Regat Prudentia Vires”.

Voorzitter en stimulerende kracht was de Nederlandse priester Jan Matthijs Schrant, die door Willem I was benoemd tot hoogleraar aan de Gentse universiteit. Hij doceerde er Nederlandse geschiedenis, vaderlandse letterkunde en welsprekendheid. De andere bestuursleden waren Jacob L. Kesteloot (een collega van Schrant aan de Gentse universiteit), leraar-dichter Leo d’Hulster en F. Hye-Schoutheer, een van de Gentse gemeentesecretarissen.

Regat Prudentia Vires moest zich bezighouden met wat men noemde de “opbouw van Nederlandsche Taal- en Letterkunde”. De leden kwamen wekelijks bijeen in een eigen lokaal in de oude Baudelo-abdij, waar de Universiteitsbibliotheek (toen ook nog Stadsbibliotheek) ondergebracht was.
Er werd veel aandacht besteed aan de keuze van de “leden van verdiensten”, die belangrijk waren voor de uitstraling van het genootschap. Onder hen vooral bekende Nederlanders (bijvoorbeeld de letterkundige Willem Bilderdijk), maar ook Vlamingen (onder meer Jan Frans Willems). In 1825 telde Regat Prudentia Vires in totaal 119 leden. Daarna liep het ledental terug. Het genootschap rekruteerde vooral in het onderwijs, de politiek en de letterkundige wereld.
Tijdens de wekelijkse bijeenkomsten werden lezingen gehouden en gedichten voorgelezen. Regat Prudentia Vires organiseerde ook minstens vier prijsvragen. De aandacht ging niet louter naar de “opbouw van Nederlandsche Taal- en Letterkunde”. Weliswaar hadden tal van lezingen een taal- en letterkundig onderwerp, maar er was onder meer ook interesse voor geschiedenis, onderwijs, muziek, architectuur, geneeskunde en exacte wetenschappen en zelfs voor de “keuze van vrienden” en de verschillen tussen “waarheidsliefde, de ware en de valse liefde”. Mede uit de keuze van sommige onderwerpen blijkt dat Regat Prudentia Vires een pro-Nederlands genootschap was. Meer dan eens werd het gezamenlijke “Nederlandse verleden” geëvoceerd.

[Hans Vanacker]

Over Regat Prudentia Vires:

  • Johannes M. Schrant: Verslag wegens den staat en de werkzaamheden der Maatschappij van Nederlandsche Taal- en Letterkunde te Gend (1821-1824, 3 dln.)
  • Verhandelingen en prijsverzen uitgegeven door de Gendsche Maatschappij van Nederlandsche Taal- en Letterkunde (1826)
  • Hans Vanacker: Regat Prudentia Vires : een kwantitatief ledenonderzoek van een taal- en letterkundig genootschap uit het Verenigd Koninkrijk, in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 47 (1988), nr. 2, p. 65-88
  • Hans Vanacker: De taal-en letterkundige genootschappen in Vlaanderen: onderzoeksproblemen en -tendensen, met als voorbeeld Regat Prudentia Vires, in: Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw, red. Ada Deprez en Walter Gobbers, (1990), p. 25-44