11 September [1914]. Op straat durf ik het [dagblad] niet te ontplooien (…) Dat ik het op zak heb, is voor mij het bewijs dat Gent niet is ingenomen.

Karel van de Woestijne (1914)

Terug naar index

Vlaams Gezelschap

(1846 - )

Rond 1835 groepeerden letterkundigen zich in verschillende steden, als reactie tegen de verfransing in Vlaanderen. In Gent was dat eerst De Tael is gansch het Volk. Aanvankelijk vooral cultureel en letterkundig actief, werd de aandacht snel verbreed naar politieke problemen.
Het Gentse Vlaems Gezelschap werd in maart 1846 gesticht door Frans Rens, Ferdinand Augustijn Snellaert, Philip Blommaert, Jacob F.J. Heremans, Karel Ledeganck en Felix A. Boone. De eerste bijeenkomst had plaats op 8 maart, in hotel De Ster op de Koornmarkt. De genoemden hadden daarvoor “alle beoefenaars, vrienden en beschermers van tael, kunst en wetenschappen” uitgenodigd. De vergadering werd voorgezeten door Jacob Lodewijk Kesteloot.
Na drie maanden waren er al 150 leden. Uiteindelijk zou dit aantal tot ca. 300 aangroeien. In zijn Gedenkbladen vermeldt Willem Rogghé, naast de reeds genoemden, onder meer volgende leden: Jan Frans Willems, Jules de Saint-Genois, Philip Kervijn van Volkaersbeke, Prudens van Duyse, Hippoliet van Peene, Judocus Johannes Steyaert, Désiré Delcroix, Karel Ondereet, Edward Michels, Eugène Zetternam en een aantal notabelen, dokters, advocaten, jonge auteurs en studenten.
Alhoewel de aandacht geleidelijk aan meer naar het taalpolitieke terrein verschoof, “zetteden literarische voordrachten de vergaderingen aantrekkelijkheid bij, terwijl [jaarlijkse] prijskampen onder de leden werden uitgeschreven”, aldus W. Rogghé.
Aanvankelijk kwamen de leden bijeen in hotel De Ster. Later, toen het ledenaantal aangroeide, vergaderde (en feestte) men in de foyer van de Minardschouwburg. In het begin van 1849 werd verhuisd naar Café de l’Union, in de Voldersstraat, tegenover het gebouw van de universiteit.
Onder de – door de jaren heen – belangrijke aandachtspunten van het Vlaems Gezelschap vermeldt Rogghé: de “verklaring van grondbeginselen, door de verdedigers der Nederduitsche volksrechten aan hunne landgenoten gegeven” (de grieven van 1847), het achterstellen van het Nederlands bij het uitschrijven van nationale wedstrijden voor de cantaten, bestemd voor ’s lands muziekwedstrijden en de plaats van het Nederlands in het onderwijs.
Weerstand ondervond het Vlaams Gezelschap uiteraard (ook in Gent) van de Franstaligen maar ook van de oud-orangisten.
Het Vlaems Gezelschap ontving op zijn bijeenkomsten herhaaldelijk grote namen, auteurs, geleerden en kunstenaars van buiten Gent (b.v. Hendrik Conscience) en zelfs uit het buitenland, uit Nederland (bv. de dichter Adrianus Bogaerts) en Duitsland (bv. Hoffmann von Fallersleben).
Willem Rogghé situeert het ontstaan van de Nederlandse Letterkundige Congressen – en daarmee de hernieuwde toenadering tussen Nederland en Vlaanderen na 1830 – in het Vlaems Gezelschap. Inderdaad, van daaruit werd in 1849 met een omzendbrief een oproep gedaan tot het houden van een gemeenschappelijk congres. De brief was ondertekend door F.A. Snellaert (voorzitter), Ph. Blommaert en J. de Saint-Genois (leden) van het Vlaems Gezelschap. Het eerste van deze congressen ging dan ook, zij het onder matige belangstelling, door in Gent, in de Aula van de universiteit.

[Frans Heymans]

Over het Vlaams Gezelschap:

  • Willem Rogghé: Het Vlaemsch Gezelschap, in: Gedenkbladen (1898), p 27-106