(…) aan de ingangspoort van de courantdrukkerij was er eene herrie. Plots vloog, achter ons, de deur der redactiezaal open (…). De Duitschers zijn daar!… Ze zijn op ’t stadhuis!

Jozef de Graeve (1919)

Terug naar index

Uit: Marie Lievevrouw-Coopman: Ons vaderland : van de vroegste tijden tot de 15de eeuw (1904), p. 113-114

Afschaffing van het octrooi of poortgeld

Het in 1860 afgeschafte octrooi (of poortgeld) was een stedelijke belasting op allerlei produkten (graan, bier, vlees, steenkool, enz.) die de steden werden uit- of ingevoerd.

Het was in 1850. Ik was toen nog een klein kind en woonde met mijne ouders in een groote stad van ons land.
Op zekeren Zondag in September, werden wij door mijn oom, die op ongeveer twee uren afstand van de stad, op een dorp woonde, uitgenoodigd om kermis te komen houden.
Naar buiten gaan en dat nog wel op een kermisdag, was voor mij eene groote gebeurtenis.
Om zes uur ’s morgens was ik al aangekleed en om half zeven verlieten moeder, vader en ik onze woning, en stonden na eenige minuten vóór een der poorten van de stad.
Naast de poort woonde een stedelijk beambte, die alle menschen, eer zij de stad verlieten, onderzocht.
Vader droeg een grooten eierkoek, die wij Oom en Tante als geschenk meebrachten, en, aan de poort, moesten wij, voor wij de stad verlieten, voor den koek, twee en een halve cent poortgeld betalen.
Vóór ons stond een slachter, met eene groote mand vleesch, dat hij op een naburig kasteel, buiten de poort, leveren moest.
De man betaalde voor zijne waren vier centen per kilogram.
In dien tijd betaalden koopwaren: dranken, eetwaren, voeder-, brand-, bouwstoffen, enz., die voor de poort gebracht werden eene belasting, die men octrooi noemde.
Buiten de stadspoorten stonden weinig huizen en bijna dadelijk waren wij in het open veld. Wij werden door oom en tante vriendelijk ontvangen en hadden veel plezier.
Oom gaf mij een konijntje en, omdat zij juist een varken hadden geslacht, kreeg moeder van tante een heel mandje worst, hoofdkaas en karbonaden mee.
Zwaar beladen keerden wij naar de stad terug, maar aan de poort moesten wij weer betalen.
Vader gaf vijf centen voor mijn konijntje en twaalf voor moeders korf.
Aan ons, die slechts bij uitzondering, naar buiten gingen, scheen die belasting niet heel zwaar, maar handelaars, vonden dat betalen niet heel aangenaam; ook verhoogde de belasting van het octrooi aanmerkelijk den prijs der levensmiddelen.
De steden breidden zich niet uit, werklieden, ambachtslieden, kleine ambtenaren woonden binnen de stad, in nauwe, ongezonde straten, met zeer bekrompen woningen.
Het octrooi, dat in sommige landen nog bestaat, werd in België afgeschaft in 1860.


Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] Lievevrouw-Coopman, Marie