Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs
Roel Richelieu van Londersele: Gent, de stad in gedichten (2005), z.p.
Gent, zondag onder de steden
Eerste stadsgedicht van de eerste Gentse stadsdichter, openbaar gemaakt op 5 mei 2003.
Gent, zondag onder de steden,
rijk venster op de juwelen van de tijd
oude burcht vol geheimen op drift
haven voor wie smakt naar kunst
kleine, niet te bedaren bruid met onder
je bed nog al je minnaars van vroeger
morsig feestvarken met handen en voeten
geschept uit de placenta van Leie en Schelde
hof waarin de prinsen aanvaarden dat wij ontsnappen
aan hun juk, mooie steen, zacht om in te wonen
waterzooi van gekleurde vaders en moeders
als je praat bewegen de lippen van de geschiedenis
en worden wij stil, want tussen de stoet van torens
laat je toe dat we zien wie we zijn
kijk, de bezoekers vernielen hun koffers
scherpen hun verlangen om hier te blijven
en zich in je edele liefde te wikkelen