kleine, niet te bedaren bruid met onder / je bed nog al je minnaars van vroeger / morsig feestvarken (...) / geschept uit de placenta van Leie en Schelde

Roel Richelieu van Londersele (2003)

Terug naar index

Jules Antheunis [e.a.]: Hoe hedd’het op dan? : revue in 3 bedrijven en 4 tafereelen (1907), p. 60-61 (Nieuwe Circus Gent)

’t Kulderke : een burgerkleedij als ’t u belieft?

Revuetekst, in 1907 opgevoerd in het Nieuwe Circus.

Zangwijs: Chanson vecue

I
O brave lieden der stad Gent,
Wier goedig hart wijd is bekend,
Wilt mij aanhooren;
‘k Hoop dat u mijn gegronde klacht
In dees revue hier uitgebracht,
Niet zal verstooren;
Zoals ge ziet, ‘k ben weezekind,
In ’t kuldershuis ik schuilplaats vind
Want, ‘k zal verklaren:
De dood ging met mijn ouders heen
En ‘k bleef op aarde gansch alleen,
‘k Was pas zes jaren!

II
Voorzeker, in het weesgesticht,
w’Ontvangen nevens onderricht,
Voldoende zorgen;
Aan meenge klacht biedt men gehoor,
We moeten ook niet vreezen voor
den dag van morgen;
Maar waarom moet – o’t dient gezeid –
den stempel der liefdadigheid
onz’ kleeding dragen?
Onze képi, onze tuniek,
Kan slechts in d’oogen van ’t publiek
Ons doen verlagen!

III
Wij kulders, hebben zelfs geen naam:
We zijn genummerd al te saam
Gelijk soldaten;
Kan men dan niet liefdadig zijn,
Hoewel dien militairen schijn
Wordt weggelaten?
Een kleeding dus als burgermensch,
Dat blijve steeds den grootsten wensch
Der kulders allen;
Het kenmerk der menschlievendheid,
Dat aan een wees wordt voorbereid,
Zou moeten vallen!

IV
Intusschen stuur ik lof en eer
Aan U Mevrouw, aan U Mijnheer,
Die ons kwaamt helpen;
Mijn dank aan ieder edel hart,
Dat onze bittre weezensmart
Zoo graag kwam stelpen;
En mocht nu ook mijne kritiek,
Voor wat betreft onzen tuniek,
Zijn doelwit treffen,
Dan zouden wij een dankbre beê
Voor onz’ weldoeners hier ter steê,
Ten hemel heffen!

Interne links

[Auteurs] Antheunis, Jules