Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?
Roel Richelieu van Londersele, Een mens op de bodem (2001), p. 41
Toen ik klein was en onder tafel woonde
Het gedicht is opgenomen in de Gentse Poëzieroute (Belfort / Sint-Baafsplein) en evoceert de gemeentelijke en individuele vrijheden.
toen ik klein was en onder tafel woonde
kende ik de enkels van de grote mensen
nu ken ik enkel de grote mensen
en dat is niet de bron van mijn vreugde
laten we ons voortaan alleen nog vergissen
en lachen met de spijkers van het geduld
we zullen hout geven aan de bossen
en goud aan de bankiers van het leven
in de lente van de leugens zullen we de snoeiers
handhaven en waken over de tongen en het woord
laten we weer vossen kweken en de telers
van de macht verschalken met raven en kazen
we zullen de paleizen smaller maken
en de sleutels uitdelen aan de gekken van de stad
maar de wetten weten wie ze dragen en aan de hoofden
van de gekken wordt geschaafd zonder verpozenVind dit boek in de bibliotheek Gent