Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs
FRAGMENTEN
- // Hoe de klokken luidden te GentFrans Gunnar Bengtsonn: *Dikter* (1950), p. 225-231. Vertaling niet eerder gepubliceerd (nvdr)
- // Segher de Kortrijkzaan
Joanna Desideria Courtmans-Berchmans: Bertha Baldwin (1871), geciteerde ed. 1923, p. 59-60
- // Gent, de bandhondJoanna Desideria Courtmans-Berchmans: *Bertha Baldwin* (1871), geciteerde ed. 1923, p. 20-21