En is het niet aan het oude ras van trotse burgers, aan de verbeten, bijna religieuze arbeidslust (...), dat de stad die morele, intellectuele en fysieke kracht dankt.
Francine Notteboom: *De kring rond de maan* (1985), p. 49
Door de laatste bladeren
Door de laatste bladeren
nogmaals mijn stap. Mijn schaduw
eensklaps vastgenageld van haast
voorstelbaar een hand op mijn schouder.
Vreselijk dit ogenblik schijn
waarin ik uiteenval als een
bouwvallig huis, losgeraakt uit
de veilige greep van de binnenstad.
Zo stellen wij ons de dagen voor:
jij een flits, troostend aanwezig
in de val van een blad
of wat geritsel in de struiken.