Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

Francine Notteboom: *Geworteld staan in niemandsland* (1984), p. 45
Louteren langsheen het water

Tussen katedralen en bordelen
de straten een huis in de stad
tegen de wolken de torens
dagelijks de wenk van een hand.

Tussen dag en nacht zwerven
louteren langsheen het water
van zekerheden en twijfels
mijn schaduw een enig houvast.

Bedrieglijk de hoop achter vergeeflijke
gevels barstenklaar de leegte
geblinddoekt herken ik het huis
waar ik zal binnengaan.

Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] Notteboom, Francine