De Tigris en de Euphrates vergaderen ineen, ghelijc te Ghend de Leye ende de Schelde

Joos van Ghistel (ca. 1485)

Terug naar index

BERNLEF, J.

(Sint-Pancras, Nederland, 14.01.1937 - Amsterdam, 29.10.2012)

Pseudoniem van Hendrik Jan Marsman, Nederlandse auteur van een omvangrijk oeuvre dat poëzie, romans, verhalen, essays en toneelwerk omvat; ook vertaler.
Op het eind van de jaren ’50 verbleef hij veel in Zweden waar hij begon te schrijven. Daar gebruikte hij voor het eerst het pseudoniem J. Bernlef, ontleend aan een blinde Friese dichter uit de achtste eeuw.
Met G[erard] Brands en K. Schippers richtte hij in 1958 het tijdschrift Barbarber op. Dit sloot aan bij internationale kunstbewegingen als Dada, Zero en Pop-art. Het was het begin van de neo-realistische stroming. In 1977 werd hij redacteur bij het tijdschrift Raster.
In 1960 debuteerde hij als dichter met Kokkels en als prozaïst met Stenen spoelen.
Vaak voorkomende thema’s in zijn werk zijn: de onmogelijkheid om greep te krijgen op de werkelijkheid, vergeten en vergetelheid én jazz. Met zijn roman Hersenschimmen brak hij in 1984 door bij het grote publiek.
Onder de belangrijke literaire onderscheidingen die hem te beurt vielen citeren we: in 1987 de eerste AKO-literatuurprijs voor zijn psychologische roman Publiek geheim en twee belangrijke Nederlandse oeuvreprijzen, de Constantijn Huygens-prijs in 1984 en de P.C. Hooft-prijs voor zijn poëtisch werk in 1994.

J. Bernlef en Gent

In zijn dichtbundel Winterwegen (1983) staat het gedicht Gravensteen dat begint met de versregel “In Brugges Gravensteen liggen ze in de martelkamer onder glas bijeen”. Verrassend, want er was nooit een Gravensteen in Brugge, wél in Gent
Uit wat de dichter ons ons daarover schreef, blijkt dat het niet ging om een zgn. “ready-made”-constructie, een bewust dooreenhaspelen van begrippen, waarbij de dichter (of de beeldende kunstenaar) concrete voorwerpen in een andere, volgens hem meer esthetische omgeving plaatst.
Bernlef had zich gewoon vergist. Hij had in Brugge de Onze-Lieve-Vrouwkerk bezocht. Daar had hij de praalgraven van Karel de Stoute en Maria van Bourgondië gezien. Later, bij het schrijven van zijn gedicht, had hij die herinnering verkeerdelijk gesitueerd in het Gentse Gravensteen. De rest van het gedicht is een vrij accurate beschrijving van de collectie middeleeuwse foltertuigen van het Gentse Gravensteen.

[Nele Vanhoutte]

Over J. Bernlef: