Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

CLAES, ERNEST

(Zichem, 24.10.1885 - Elsene, 02.09.1968)

Veelgelezen en vertaalde Vlaamse auteur van romans en novellen, reisherinneringen en journalistiek werk, ambtenaar in de Kamer van Volksvertegenwoordigers (directeur van het Beknopt verslag) en Lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Hij schreef ook enkele werken onder pseud. G. van Hasselt.
Claes was vooral gekend voor zijn vaak mild humoristische, wel eens ironische heimatverhalen. De witte (1920) is ongetwijfeld zijn meest gekende en meest gelezen roman. Voor Jeugd kreeg hij in 1942 de Staatsprijs voor romans en verhalend proza. In 1958 werd hij bekroond met de Interprovinciale oeuvreprijs.
Uit zijn nagelaten handschriften werd o.m. de bundel Bij ons in Vlaanderen (1978) gepubliceerd, met teksten over de Vlaamse ontvoogdingsstrijd tussen de twee Wereldoorlogen. Daarin zijn twee journalistieke stukken over de vernederlandsing van de Gentse universiteit opgenomen, beide origineel verschenen in Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indie (resp. op 08.01.1930 en 21 & 28.02.1931): Het spant er in Vlaanderen (p. 173-179 in het boek) en Eindelijk een Vlaamse universiteit (p. 193-204).

[Frans Heymans]

Over Ernest Claes: