Mijn gezant vermoordden ze, mijn kasteel verbrandden ze / (...) God sta bij de heer die 't als lot beschoren kreeg / te tuchtigen zulk een bende.

Frans Gunnar Bengtsson (1950)

Terug naar index

DE NAVERY, RAOUL

(Ploërmel, Frankrijk, 27.05.1831 - La Ferté-sous-Jouarre, Frankrijk, 17.05.1885)

Meest bekende pseudoniem van de Franstalige romanschrijfster Eugénie-Caroline Saffray, die in haar jeugd (minder succesrijke) poëzie en toneelwerk publiceerde onder de pseudoniemen Marie David en M.S. David. Vanaf 1858 schreef zij, onder het pseudoniem Raoul de Navery, hoofdzakelijk nog proza voor adolescenten en vooral voor volwassenen. Zij deed dat vanuit de militant-katholieke ingesteldheid en de morele waarden die haar al tijdens haar jeugd werden bijgebracht.

Zij publiceerde nagenoeg 100 romans, geen literaire hoogvliegers maar eerder volkse literatuur waarin een zwakke constructie en gewild opgebouwde tragiek meestal samengaan. In veel van haar historische romans is de realiteit met levendige verbeelding aangedikt.
Haar werken genoten een ongemene populariteit: ze beleefden herdruk na herdruk. De
Bibliographie nationale française vermeldde in 2009 niet minder dan 258 Franstalige edities. Ze werden vertaald in het Engels, Duits, Italiaans, Portugees, Servisch, Spaans en Nederlands. Wat dit laatste betreft signaleerde het bio-bibliografische Lectuurrepertorium een 30-tal Nederlandstalige edities van haar werk.
De historische trilogie Patira behoort tot haar best gekende romans. De eerste twee delen daarvan (Patira, 1875, en Le trésor de l’abbaye,1876) spelen zich af in het Bretagne van de 17de-18de eeuw; het derde deel (Jean Canada, 1877) in Canada. In 2009 nog werden ze voor de zoveelste maal als trilogie heruitgeven.

R. de Navery en Gent

In de historische roman Le Cloître rouge (1877) staan de Gentse kunstschilder Hugo van der Goes en – in de roman – diens vrouw Alena Weyten, centraal. Alena zou de dochter van een rijke Gentse patriciër geweest zijn.
Het verhaal gaat over de tumultueus verlopen blijde intrede van Karel de Stoute, in Gent, 1467. Tot misnoegen van de stedelingen bracht Karel hun privileges steeds meer in het gedrang. De Vlaamse schilder was afgezant en zijn “romanvrouw” koningin van de rederijkerskamers. Later laat De Navery de vrouw in dramatische omstandigheden omkomen waarna haar echtgenoot zich, waanzinnig van verdriet, als lekenbroeder zou teruggetrokken hebben in het Rode Klooster (in het Brusselse Zoniënwoud). In werkelijk wordt aangenomen dat Van der Goes leed aan aanvallen van geestesziekte.
Le cloître rouge verscheen in 1878 en in 1900 in het Nederlands onder de titel Alena Weyten, of Het Roode Klooster : Gentsch verhaal ten tijde van Karel den Stoute.

[Frans Heymans]

Over R. de Navery: