Zoo stoot het Steen der Graven langs de Lieve, / symbool van leed en nooit verstorven klacht, / vooraan op ’t plein (...) / Een huizenrei van donkre weelde en pracht.

Adolf Herckenrath (1947)

Terug naar index

HEINSIUS, DANIEL

(Heins) (Gent, 09.06.1580 - Leiden, 25.02.16­55)

Filoloog, dichter, literair criticus en redenaar. Zijn vader Nicolaas, geboortig uit Geraardsbergen, was griffier bij de Raad van Vlaanderen, het hoogste gerechtshof in het graafschap. Als protestant zag hij zich genoodzaakt uit te wijken. Toen Heinsius amper drie jaar oud was, werd hij naar Veere in Zeeland gestuurd. Naderhand wenste zijn vader dat hij rechten ging studeren te Franeker in Friesland, maar uiteinde­lijk kreeg Heinsius de toestemming om zich toe te leggen op de letteren te Leiden. Daar werd hij een belangrijke uitgever van klassieke teksten, een literair theoreticus (vooral over het drama), een gereputeerd dichter in Latijn en Grieks en een gevierd docent. De Leidse universiteit benoemde hem o.a. tot hoogleraar in het Grieks in 1605 en tot hoogleraar in de geschiedenis in 1613. Enthousias­te studenten verspreidden met zijn faam ook zijn geschriften en inzichten in heel Europa.

Daniel Heinsius en Gent

Hoewel Heinsius Gent op zeer jeugdige leeftijd moest verlaten, verbrak hij nooit de band met Vlaanderen in het algemeen en met Gent in het bijzonder. In 1601 leverde hij verzen voor een bundel liefdespoëzie, Quaeris quid sit amor? (Zoekt gij wat de liefde is?) onder de schuilnaam Theocritus (= Daniël) a Ganda. En wanneer in 1616 zijn Nederduytsche poemata werden uitgege­ven, tituleerde de inleider hem als “de Gentse nachtegaal”.

Heinsius bezocht zijn geboortestad wanneer de (oorlogs)omstan­digheden dit toelieten. Hij schreef twee elegieën en een epigram op de stad en vermeldde ze ook elders. In een elegie aan de Bruggeling Janus Lernutius, de belangrijkste Zuidneder­landse Neolatijnse dichter, heette het: “Tollit honoratum Ganda superba caput” (Het trotse Gent verheft het geëerde hoofd).

Belangrijk voor Gent is eveneens Heinsius’ De contemptu mortis (1621, De verachting van de dood). Dit is een groot leerdicht op het overwinnen van de dood. Het derde boek hiervan behandelt ook Hollandse bondgenoten in de godsdienstoorlog tegen het katholieke Spanje: de dichter zou het liefst zijn oude dag in Gent doorbrengen, maar de Dertigjarige Oorlog maakt dat onmogelijk. Heinsius’ overlaadt zijn geboortestad met lof. De Gentse passage vertoont ook stijlinvloeden van Vergilius’ Aeneis en Ovidius’ Metamorphosen.

Heinsius was goed bevriend met de Gentse stadssecre­taris en Neolatijns dichter Maximiliaan de Vriendt (Maxaemyli­anus Vrientius). Zij wisselden verzen uit en namen die op in hun publicaties. Heinsius erkende ook zijn (verre) verwant­schap met de Gentse literatoren Justus de Harduwijn en Jacob van Zevecote. In een Elegia Gandensium Poetarum (Lof van de Gentse dichters) van Justus Rycquius, kanunnik van Sint-Baafs, werd hem dan ook een prominente plaats toegewezen.

[Werner Waterschoot]

Over Daniel Heinsius:

  • Daniël Heinsius: Nederduytsche poemata (1983). Editie Barbara Becker-Cantari­no
  • Daniël Heinsius: Poemata Latina et Graeca (1649)
  • Maxaemylianus Vrientius: Epîgrammatum libri IX (1603)
  • Maxaemylianus Vrientius: Urbes Flandriae et Brabantiae (1614)
  • Paul R. Sellin: Daniel Heinsius and Stuart England (1968)
  • Werner Waterschoot: Heinsius, Daniel, in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. XIII (1990), kol. 383-389