… vrees voor 't zelfbehoud? O neen, neen, van wat belang is thans desnoods een menschenleven min of meer. Doch... al die arme jongens prijs gegeven aan verminking en aan dood!

Virginie Loveling (1914)

Terug naar index

Mariën Theeren (rederijkerskamer, 15de- 17de eeuw)

Deze rederijkerskamer wordt in de bronnen Marien Theeren, Maria Theeren of Onser Vrauwen Theeren genoemd. Haar zinspreuk was “Marien Theeren” (= ter ere van Maria). Het gezelschap had een kapel in de Sint-Jacobskerk en werd op 14 augustus 1478 door het Gentse stadsbestuur officieel als rederijkerskamer erkend. Reeds in de jaren 1460 had een “gheselscip van sente Jacops prochie” opvoeringen vertoond bij feestelijkheden.

In 1533 kreeg het gezelschap samen met drie andere Gentse rederijkerskamers (De Fonteine, Sint-Barbara en Sint-Agnete) vanwege de Gentse magistraat een jaarlijkse subsidie van drie pond groot toegewezen. Mariën Theeren trad af en toe ook buiten de stad op: als deelnemer aan wedstrijden in Sluis in 1486, in Brugge in 1517 en in Aalst in 1551. Na de Beeldenstorm (1566) werden de subsidies van de vier Gentse rederijkerskamers geschrapt.

Mariën Theeren was net zoals de andere kamers actief tijdens de Calvinistische Republiek (1577-1584). In de jaren 1588-1612 stond het gezelschap praktisch op non-actief. Na 1612 werd Mariën Theeren een louter religieus broederschap.

Mariën Theeren is de enige Gentse rederijkerskamer waarvan het oude archief is overgeleverd: in de Sint-Jacobskerk wordt nog steeds een ledenlijst (begonnen in 1484) en een rekeningenboek (begonnen in 1556) bewaard. Daaruit kunnen we heel wat afleiden over de sociale samenstelling en de activiteiten van deze kamer, die in de eerste plaats rekruteerde binnen de Sint-Jacobsparochie. De meeste leden behoorden tot de middenklasse, het ging vooral om ambachtsmeesters uit de sectoren textiel, kleding, detailhandel en leder en pels. De oudkleerkopers waren bijvoorbeeld goed vertegenwoordigd in het gezelschap. Ook vrouwen en geestelijken konden lid worden, maar dan vooral vanuit devotionele motieven. Bekende zestiende-eeuwse leden waren de kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck (een tijdlang factor, schrijver secretaris, van de rederijkerskamer maar na 1560 geen actief lid meer) en de schoolmeester Jan Onghena, die later samen met zijn broer Lieven een hoofdrol zou spelen in de Gentse Beeldenstorm. De knaap en factor Lieven vander Vennen, die onder invloed stond van de charismatische Onghena, kwam voor en na de Beeldenstorm in nauwe schoentjes. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de rederijkerskamer vóór de periode van de Calvinistische Republiek in haar geheel voor een calvinistische koers koos. Marcus van Vaernewijck bijvoorbeeld bleef, hoewel kritisch, steeds trouw aan de katholieke religie.

Globaal kan gesteld worden dat Mariën Theeren, die slechts over beperkte financiële middelen beschikte, allerminst een voortrekkersrol op literair of religieus vlak heeft gespeeld en doorgaans de voorkeur gaf aan een besloten literaire sociabiliteit (gezelligheid).

[Anne-Laure van Bruaene]

Over Mariën Theeren:

  • Constant Philip Serrure: Maria ter eere te Gent, in: Vaderlandsch Museum, jrg. 1 (1855), p. 111-12
  • Frans de Potter: De rederijkerskamer “Maria ter Eere”, te Gent, in: Bulletins de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, jrg. 33 (1872), p. 532-83
  • Frans de Potter: Gent, van den oudsten tijd tot heden : geschiedkundige beschrijving der stad (s.d.), dl. 7, p. 58-95
  • Marc Beyaert: Opkomst en bloei van de Gentse rederijkerskamer Marien Theeren (1978).
  • Anne-Laure van Bruaene: Om beters wille : rederijkerskamers en de stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden, 1400-1650 (2007)
  • http://www.dbnl.org/organisaties/rederijkerskamers/

Interne links

[Overzichten] Rederijkerskamers