Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?
SNOEK, PAUL
(Sint-Niklaas, 17.12.1933 - Pittem, 19.10.1981)
Pseudoniem van Edmond Schietekat, dichter, prozaïst en schilder, textielfabrikant en aannemer.
Hij was medewerker van het Nieuw Vlaams tijdschrift en, van bij de aanvang (1955), redactielid van het avant-gardetijdschrift Gard Sivik.
Met zijn aanvankelijk dichtwerk (zoals met zijn proza) stond hij dicht bij de experimentelen (= anti-intellectualistische dichtersgroep uit de jaren ’50, ook Vijftigers genoemd). Zijn later werk was vaak parlando-poëzie (= dicht bij de spreektaal staand). Het is echter moeilijk, hem bij een literaire stroming onder te brengen. Zijn aanvankelijk romantische poëzie ontwikkelde zich agressief en cynisch om uiteindelijk in een gelaten pessimisme uit te monden.
Voor De zwarte muze (1967) werd hij onderscheiden met de driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie; voor Gedrichten (1971) kreeg hij de Nederlandse Jan Campertprijs en voor Welkom in mijn onderwereld (1978) de Dirk Martensprijs van de stad Aalst. Nadat hij in 1963 reeds de Arkprijs voor het vrije woord had gekregen, onderscheidde de stad Antwerpen hem in 1970 met haar Eugène Baie-oeuvreprijs. Zijn meestgekende prozawerk is allicht Bultaco 250 cc (1971).
In 1984 werd zijn Verzameld scheppend proza uitgegeven; de meest recente verzamelde editie van zijn Gedichten dateert van 2006.
Te zijner nagedachtenis stelde de stad Sint-Niklaas vanaf 1991 een vijfjaarlijkse Paul Snoek-poëzieprijs in.
Paul Snoek en Gent
Van 1953 tot 1956 studeerde hij Rechten aan de Gentse universiteit, studies die hij niet voltooide. In die periode schreef hij veel en probeerde hij vooral, gedichten gepubliceerd te krijgen, wat hem in Gent enkel lukte bij de Stedelijke Jongensvakschool, met de bundel Tussen vel en vlees (1956).
Vandaag nog prijkt zijn gedicht Schildersverdriet, als vertrekpunt van de Gentse Poëzieroute op de gevel van het Toreke (Vrijdagmarkt).
Uit zijn studententijd in Gent dateren het experimentele proza Een scheepsramp achter de opera (over de Ketelvest) en Mijn vriend uit Mars, een sciencefictionavontuur in de studentenstad. Beide korte fantastica zijn opgenomen in zijn Verzameld scheppend proza.
[Evy van Ryckegem]
Over Paul Snoek:
- Gesprek met Paul Snoek, in: Willem M. Roggeman: Beroepsgeheim 3: gesprekken met schrijvers (1980), p. 97-116
- E. Standaert: Snoek, Paul, in: De Nederlandse en Vlaamse auteurs van Middeleeuwen tot heden (1985), p. 536-537
- Herwig Leus: Herwig Leus over Paul Snoek (1991, video)
- Henri-Floris Jespers: Hengelen naar Snoek, in: NVT/Gierik, jrg. 19 (2001), nr. 71, p. 5-13
- Yves T’Sjoen: Paul Snoek: van Dada tot Tabula rasa, literatuur- en kunstkritische opstellen van Paul Snoek in Vooruit, 1956-1959, in: Poëziekrant, jrg. 25 (2001), nr. 5, p. 72-96
- Documentatiemappen in de Stedelijke Openbare Bibliotheek en in het Poëziecentrum, beide Gent
- Paul Snoek, 1933-1981, zie internet http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=Snoe004
- Dichters van de maand: Paul Snoek, zie internet http://www.poeziecentrum.be/documentatiecentrum/thematento/2009/Snoek_Paul