kleine, niet te bedaren bruid met onder / je bed nog al je minnaars van vroeger / morsig feestvarken (...) / geschept uit de placenta van Leie en Schelde

Roel Richelieu van Londersele (2003)

Terug naar index

THIRY, URBAIN

(Maldegem, 10.10.1904 - Gent, 14.03.1982)

Franstalig geneesheer en auteur die ook schreef onder de pseudoniemen Un esculape gantois en Côme Damien. Hij genoot lager onderwijs in zijn geboortestad, volgde middelbare studies in het St.Barbaracollege te Gent en studeerde daarna voor arts aan de Gentse universiteit waar hij in 1930 zijn diploma behaalde.
Eens dokter in de genees-, heel- en vroedkunde (vroegere benaming) oefende hij een praktijk uit als huisarts. Dat combineerde hij met de functie van assistent, eerst in de Faculteit Geneeskunde en later in het burgerlijke hospitaal De Bijloke (opgericht in 1228) waaraan hij voor de rest van zijn loopbaan verbonden bleef. Vanaf maart 1934 woonde hij in de Makelaarsstraat, in oktober 1937 verhuisde hij naar de Blekersdijk en vanaf 1948 vestigde hij zich definitief aan de Baudelokaai.

Hij publiceerde een veertigtal wetenschappelijke studies. Vrij vlug was hij de animator van het hospitaal, zo werd hij onder meer belast met de organisatie van een jaarlijkse culturele reis van de artsen, verbonden aan de kliniek, en met het inrichten van tweemaandelijkse “Conférences de la Biloque”. Omdat veel medereizigers en/of toehoorders het jammer vonden dat er geen sporen overbleven van die activiteiten, besloot dr. Thiry dan maar om zelf kleine (met humor doorspekte) resumés te schrijven; daarvoor koos hij het pseudoniem Un esculape gantois (Een Gentse dokter). Het tijdschrift Médecine de France publiceerde één van zijn teksten maar de meeste bijdragen uit die naoorlogse jaren verschenen in La vie médicale. Het waren grotendeels humoristische schetsen waarin hij een aantal Gentse artsen portretteerde. In de zelfde periode werkte hij ook kortstondig mee aan het tijdschrift Les annales de médecine militaire.

Na enkele jaren bundelde hij een selectie van zijn teksten. Ze verschenen in mei 1948 als boek onder de titel Carnets d’un esculape gantois en onder de schuilnaam Côme Damien; ze werden voorzien van een voorwoord van prof. F. de Beul en geïllustreerd met houtsneden van Paul Eeckhout.

Nadat het tijdschrift La vie médicale verdween, besloot dr. Thiry zijn eigen maandblad uit te geven. Zijn verbondenheid aan De Bijloke inspireerde hem tot de titel Les cahiers de la Biloque : revue belge d’humanisme médical. Het eerste nummer verscheen in juni 1951; Thiry werd er “Directeur-Fondateur” en uitgever in genoemd en dat zou zo blijven. Het adres van het tijdschrift was trouwens zijn praktijkadres aan de Boudelokaai.

Voor Les cahiers schreef hij zelf regelmatig kleine teksten die hij naar gelang van het onderwerp ondertekende met dr. Urbain Thiry (voor ernstige, medische of historische teksten) of met Côme Damien (voor anekdotes over reacties van patiënten of avonturen van collega-artsen). Nog tweemaal gaf hij selecties van zijn verschenen teksten in boekvorm uit: Les chroniques d’un esculape gantois (1956) en Rencontres et quelques impromptus (1962).

Thiry was schrijver en voorzitter van “les médecins écrivains”, een soort vriendenkring van Belgische artsen met een gemeenschappelijke hobby: schrijven. Hijzelf bleef echter in de eerste plaats de toegewijde huisarts. In die laatste hoedanigheid maakte hij kennis met Raymond de Kremer (alias Jean Ray, alias John Flanders). Meer dan diens arts was hij ook zijn vriend. Via Ray ontmoette hij de Franstalige “Vlaamse” toneelschrijver Michel de Ghelderode. Hij overtuigde beiden om regelmatig mee te werken aan zijn tijdschrift dat hierdoor behoorlijk wat bekendheid verwierf, ook buiten het medische milieu. Voor Thiry’s derde boek, Rencontres et quelques impromptus, schreef Ray het voorwoord terwijl De Ghelderode een slotbeschouwing toevoegde.

Het tijdschrift Les Cahiers de la Biloque verscheen meer dan 30 jaar onafgebroken, van juni 1951 tot begin 1982. Naast Jean Ray (vooral) en Michel de Ghelderode, werkten er nog enkele andere auteurs aan mee zoals Johan Daisne, Max Deauville en Roger d’Exsteyl. Nochtans waren bijna alle andere medewerkers geneesheren of figuren die banden hadden met de medische wereld (zoals de Gentse apotheker-dichter Edmond Boone). Het tijdschrift is zonder twijfel een aantrekkelijke bron voor wie de geschiedenis van de geneeskunde – maar ook van de (vooral Gentse) literatuur – wil benaderen.

Dokter Urbain Thiry stierf op zondag 14 maart 1982. Hij had er nog voor gezorgd dat het laatste nummer van Les cahiers (het eerste nummer van de jaargang 1982) tijdig zou verschijnen maar hij heeft het zelf niet meer mogen zien.

[Philippe Proost]

Over Urbain Thiry:

  • Urbain Thiry: Souvenirs d’un directeur de revue, in: Les cahiers de la Biloque (1981), nr. 4-5
  • Jozef Kluyskens: Adieu à U. Thiry, in: Les cahiers de la Biloque (1982), nr. 1