Terug van Gent, dood moe, schor en op. (...) Ik ben al die dagen in een roes geweest (...) Kennismakingen en ovaties zonder eind van 's morgens tot 's nachts laat.

Multatuli (1867)

Terug naar index

ANRI, POLYDOOR

(Gent, 20.04.1865 - Gent, 21.07.1953)

Onderwijzer en auteur van proza, poëzie, toneelwerk (vooral blijspelen) en opvoedkundige bijdragen.

Hij werd geboren in de Sint-Lievensstraat. Na zijn huwelijk, in 1890, verhuisde hij naar de Godshuizenlaan. Bij de volkstelling van 1921 werd hij geregistreerd als wonende in de Martelaarslaan. Nog datzelfde jaar verhuisde hij naar de Kongostraat, dan als “gepensioneerde”. In 1948 trok hij naar de Jacob van Maerlantstraat.

Als onderwijzer gaf hij les aan o.m. Emiel Andelhof en Karel van de Woestijne. Hij was leraar aan de Gentse toneelschool en later hoofdonderwijzer aan de Gentse stadsscholen. Van 1901 tot 1921 was hij directeur van het Gentse jongensweeshuis aan de Godshuizenlaan. In 1899 publiceerde hij Schema’s en wenschen als bijdrage tot de practische kennis der nieuwere paedagogiek, een heldere uiteenzetting over de toen nieuwere wetenschappelijke richting in de opvoedkunde in het kielzog van de Duitse filosoof en pedagoog Johann Friedrich Herbart (1779-1841). In het vierde hoofdstuk, De eischen der methode (p. 83 e.v.), behandelde hij merkwaardig moderne vereisten voor goed onderwijs. Bij dat alles was hij redacteur van Het Laatste Nieuws, algemeen secretaris van het Willemsfonds en redactiesecretaris van De Vlaamse Gids.

Tot zijn literaire werken behoren o.m. de poëziebundel Blauw en grauw (1886), het prozawerk Lotje uit den porseleinwinkel (1903) en het toneelstuk Jack the Ripper of Eene misgreep (1910; de volledige tekst van dit laatste is te lezen op www.casebook.org/ripper_media/rps.misgreep.html).

De liefdesgeschiedenis Nand Vandragen : eene schets uit het Vlaamsche volksleven is een aandoenlijke novelle over een jonge, “bloode” letterzetter, Nand Vandragen, die heimelijk verliefd wordt op een jeugdvriendinnetje, een strijkster in het Begijnhof. Tijdens de Gentse kermis wordt zij verleid door een student Rechten, en zij wist “dat zij gevallen was, niet uit verdorvenheid, maar uit lichtzinnig vertrouwen ...” (p. 25). Ondanks de spot en het misprijzen van familie en omgeving blijft Nand zijn geliefde trouw en vraagt hij haar ten huwelijk. Maar miserie en dood liggen op de loer ... Er komen in dit verhaal melancholische beschrijvingen voor van het Klein Begijnhof en van de verlichting op de Kouter tijdens de kermis (“O, de verlichting van de Kouter, die moet iedere Gentenaar zien ...” p. 13 e.v.).

[Koen Temmerman]

Over Polydoor Anri:

  • Jan Schepens: Herinneringen aan Pol Anri, in: De Vlaamse Gids, jrg. 37 (1953), p. 765-768
  • Jack Verstappen: Lexicon van Vlaamse toneelschrijvers (1995), p. 16