Mijn gezant vermoordden ze, mijn kasteel verbrandden ze / (...) God sta bij de heer die 't als lot beschoren kreeg / te tuchtigen zulk een bende.

Frans Gunnar Bengtsson (1950)

Terug naar index

CALLANT, ALEXIS

(Gent, 28.02.1858 - Gent, 23.03.1943)

Jongere broer van Emiel Callant. Alexis was auteur van gedichten en verhalen voor de jeugd en van schetsen uit het Gentse volksleven. Hij groeide op in een arbeidersgezin maar behaalde in 1876 het diploma van onderwijzer. Hij gaf eerst les aan de stedelijke Lagere Hoofdschool en werd in 1882 hoofd van de Oefenschool verbonden aan de Staatsnormaalschool te Gent.

Alexis Callant werd geboren in de Schouwvagerstraat, woonde van 1859 tot 1868 in de Schokkebroedersvest, van 1868 tot 1883 in de Vlasstraat en van 1883 tot 1893 in de Kluyskensstraat. Na zijn huwelijk verhuisde hij naar de Godshuizenboulevard (= Godshuizenlaan), in 1894 naar de Coupure en in 1896 naar de Parklaan waar hij woonde tot aan zijn dood.

Naast enkele handboeken voor schoolgebruik publiceerde hij twee bundels fijngevoelige, melodieuze kinderverzen: Gedichten voor de jeugd (1883) en Een kransje gedichten voor onze kleinen (1890). Nochtans was het zijn vertellerstalent dat hem bij zijn tijd- en stadsgenoten zo populair maakte dat hij zich een aparte en blijvende plaats in de Vlaamse jeugdliteratuur verwierf. De helden in zijn vertellingen hebben niets gemeen met de brave, voorbeeldige burgerkinderen die toen de boeken bevolkten ter stichting van de jeugd. Het zijn onvervalste straatkinderen uit de Gentse volksbuurten die met veel humor in hun kleurrijk bestaan van elke dag geschilderd worden. De kinderen in Zwarte Willem en andere vertellingen (1892) en Fliek: schetsen en beelden (1905) gaan naar school, roken stiekem hun eerste pijp, moeten straf schrijven … Ze kijken met een laconieke kinderblik naar de wereld rondom hen en zien de sociale problemen als armoede en alcoholisme die daar niet verdoezeld worden.

Een even kleurrijk straatleven vindt men terug in Alexis Callants verhalen voor volwassenen zoals Mie de Sabel en andere vertellingen (1909), Etsen en schetsen (1931) en Fieke Tofus (1935) die worden bevolkt met levensechte Gentse types en situaties. In Tiperie (1937) ontpopte hij zich tot een ware chroniqueur van het Gentse “poortjesleven”.

[Tine Demoor]

Over Alexis Callant:

  • Paul de Keyser: Gent in de literatuur en in de folklore (1935), p. 119-123
  • Ursula Vincent: Het kind in de Zuid-Nederlandsche literatuur sinds 1830 (1940), p. 137-139