De Tigris en de Euphrates vergaderen ineen, ghelijc te Ghend de Leye ende de Schelde

Joos van Ghistel (ca. 1485)

Terug naar index

CARTON DE WIART, HENRI

(Brussel, 31.01.1869 - Ukkel, 06.05.1951)

Een der meest vooraanstaande Franstalig-Belgische politieke staatsmannen uit de eerste helft van de 20ste eeuw, tevens auteur van romans, verhalen en literaire en politieke essays.
Als doctor in de rechten oefende hij het beroep van advocaat uit. In 1896 werd hij gekozen tot volksvertegenwoordiger voor de Katholieke Partij; hij bleef parlementslid tot zijn dood. Met o.a. de broeders Daens was hij, op het einde van de 19de eeuw, een van de grondleggers van de christendemocratie. De wet op de kinderbescherming (1912) was een van zijn grote verwezenlijkingen. Hij bekleedde herhaaldelijk ministerposten. In 1920-1921 was hij Eerste Minister in de regering van Nationale Unie die de tweede grondwetsherziening voltooide, waardoor België een tweetalig land werd.
Op literair gebied schreef Henri Carton de Wiart uitsluitend in het Frans. Hij richtte het katholiek tijdschrift voor kunst en literatuur Durendal op en was hoofdredacteur van L’Art public. Zijn werk getuigt van sociale aandacht voor de mens en geloof in de zegevierende goedheid.
Zijn sprookjes en verhalen zijn veel minder gekend dan zijn reeks historische romans waarvan de herhaaldelijk herdrukte La Cité ardente (1905) het meest gekend is; de titel is zowat het epitheton, de kenspreuk geworden van de stad Luik, waarover het verhaal gaat. De roman werd in het Nederlands vertaald als De woelige stede (1912). Andere van zijn historische romans waren o.m. Les vertues bourgeoises (1907) en Les Cariatides (1941).

Henri Carton de Wiart en Gent

Eén van zijn sprookjes, Histoire d’un méchant baron, d’une pauvre vieille femme et de sa vache nommée Mieke, vertelt het middeleeuwse verhaal over het recht zoals dat in Gent werd gesproken door graaf Boudewijn VII die voor zijn doortastende strijd tegen de roofridders ook “Boudewijn met de bijl” wordt genoemd. De graaf neemt het op voor een oud vrouwtje wier enige koe werd gestolen door een boosaardige edelman. Stijl en taal zijn voortreffelijk. Dit verhaal werd opgenomen in de bloemlezing Contes de chez nous (1928).

[Nicole Verschoore]

Over Henri Carton de Wiart: