Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

Terug naar index

DE LAUTE, LODEWIJK

(16de eeuw - Gent, ca. 1620)

Latijnschrijvende filoloog en dichter, ook gekend onder de namen Lautius en Loutens.
Hij volgde een opleiding theologie in Leuven, koos voor een religieus leven, werd pastor van de Gentse Sint-Michielskerk en besteedde al zijn vrije tijd aan de literatuur.

Literair was hij vooral actief in de periode rond de eeuwwisseling 1600 maar veel werk van hem is niet meer gekend. Paul Bergmans vermeldt o.m. zijn kritische nota’s over de klassieke Latijnse auteur Varro en tevens dat hij het plan opvatte, een (nieuwe) editie uit te geven van de drie klassieke auteurs van erotische poëzie, Catullus, Tibullus en Propertius. Lautius verzaakte echter aan dat plan op aanraden van een Kortrijkse vriend die hem erop wees dat wel meer illustere mannen op latere leeftijd de erotische werken uit hun jeugd vernietigden.

Zelf schreef Lautius verdienstelijke Latijnse gedichten, o.m. Poemata ad amicos varia (opgenomen in Justus Ryckius’ Deliciae Gandavencium Poetarum) en een Epicedium [treurzang] op Guillaume d’Assonleville.

Meerdere van zijn tijdgenoten loofden zijn talent, zo o.m. Maximiliaan de Vrient, Antonius Sanderus en Justus Ryckius. Deze laatste noemde hem (samen met Philips Bischop) als volgt in een lofdicht uit 1614 op zijn Gentse vrienden-dichters (in een vertaling van Philip Blommaert):

“De Laute en Bischop vol van edle zucht tot eer,
Verrukten ons door blyder kooren.
Eens deden zy vereend hun bardenstem ons hooren
Maer thans…. helaes! zy zijn niet meer!”

[Frans Heymans]

Over L. de Laute:

  • Justus Ryckius: [Lof der Gentse dichters], in: Philip Blommaert: Gedichten (1855), p. 201-201
  • Paul Bergmans: Un philologue gantois inconnu du XVIIe siècle : Louis Lautius (1889)
  • Paul Bergmans: Lautius, Louis, in: Biographie nationale de Belgique, tome 11 (1890-1891), kol. 472-473. Basis voor dit lemma