Zoo stoot het Steen der Graven langs de Lieve, / symbool van leed en nooit verstorven klacht, / vooraan op ’t plein (...) / Een huizenrei van donkre weelde en pracht.

Adolf Herckenrath (1947)

Terug naar index

DE LOS HEROS, MARTÍN

(Manzaneda de la Sierra, Valle de Carranza, 08.11.1783 - Madrid, 14.03.1859)

Martín María Pedro José Francisco de los Heros y de las Bárcenas was een Spaans liberaal politicus die tussen 1823 en 1833 onder meer in Luik studeerde en werkte en een boek publiceerde over de Lage Landen.

Hij begon een militaire carrière bij het Gardekorps en nam deel aan de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog, eindigend in de rang van luitenant-kolonel. In 1818 werd hij benoemd tot burgemeester ad honorem van Valmaseda. Hij was betrokken bij de opstand die aanleiding gaf tot het liberale Triennium in Cabezas de San Juan.
Als verdediger van liberale standpunten ging Martín de los Heros in ballingschap tijdens het ‘Onheilspellende Decennium’ (1823-1833). Na zijn terugkeer naar Spanje werd hij minister van Binnenlandse Zaken. In 1837 werd hij benoemd tot senator voor de provincie Madrid, en in 1857 werd hij senator voor het leven.
In 1840 werd hij directeur van de Nationale Bibliotheek van Spanje en intendant van het koninklijk huis en het patrimonium van de kroon van Spanje. Hij werd in 1843 uit zijn ambt ontheven en trok zich tot 1854 terug in Valmaseda. Na de revolutie werd hij opnieuw intendant van het koninklijk huis. Hij nam ontslag in 1856. In Madrid is er een straat naar hem genoemd.

Hij is auteur van verschillende geschriften, waaronder een geschiedenis van Valmaseda.
Hij schreef vol bewondering over de praktische vrijheid gegarandeerd door de Belgische grondwet onder een liberale en rechtvaardige vorst en over de voorspoedige toestand van de Belgische landbouw en nijverheid. Hij had het eveneens over de overal opduikende sporen en herinneringen aan de vroegere Spaanse overheersing van de Lage Landen, vaak verwijzend naar de boeken van Juan Calvete de Estrella [zie aldaar], Juan Luis Vives en soms ook Ludovico Guicciardini [zie aldaar].
Hij laakte uitgebreid en herhaaldelijk de opvolging van de Spaanse Kroon door een buitenlander als Keizer Karel, en diens verheffing van Vlaamse edelen aan het Spaanse hof. Filips II beoordeelde hij als een veel minder absolutistisch vorst dan zijn vader, die de onwettigheden en intolerantie van deze laatste zelfs matigde. Over de Tachtigjarige Oorlog citeerde hij ook regelmatig de uitspraak van Carlos Coloma (1566-1637, opvolger van Spinola) dat deze verschrikkelijke oorlogen meer een belediging waren, dan een navolging van die van Rome en Carthago.

Martín de los Heros en Gent

Martín de los Heros verwachtte dat de reiziger geschokt zou zijn dat er in Gent geen monument was van Keizer Karel (de zuil op de Vrijdagmarkt was dan al vernietigd) en dat de reiziger pas bij aandringen naar de Donkerepoort verwezen werd, waar volgens de Gentenaren deze ‘don Quichotte van het geloof of de oorlog’ ter wereld kwam. Boven op de Gentse torens bedacht hij dat de keizer geen nood had Gent dusdanig te bestraffen voor de opstand in 1539-1540 en dat men de hertog van Alva alle mogelijke kwaden en onmenselijke wraak toeschreef die men door eigen onvolmaaktheid en schande over het land gebracht had.
Hij zag Gent als een stad toegewijd aan de kunsten en dacht met weemoed terug aan de canna’s (stokkenwedstrijden) in Spaanse stijl die in 1549 op het Sint Pietersplein plaatsvonden. Ook vermeldde hij dat Filips II zijn macht (of geld) niet gebruikt had om het Lam Gods naar Spanje te krijgen, maar integendeel een duur betaalde kopie liet maken door Miguel Coxcie (rond 1550). Hij wees op de aandenkens van het Gulden Vlies-kapittel van 1558 in de Sint-Baafskathedraal. Ook elders in het boek is het erg interessant een gedocumenteerde Spaanse visie op zestiende-eeuwse gebeurtenissen in onze streken te lezen.

Bij de aanblik van de botanische tuin (achter het Gentse atheneum aan de Ottogracht en de Baudelokapel, nu Baudelopark) meende Martín de los Heros dat de teelt van planten en bloemen een hoge perfectie bereikt had; hij bewonderde het systeem van tuinbouwverenigingen, van stimulatie door prijzen en openbare tentoonstellingen. Hij vermoedde dat dit alles praktijken en arbeid in de plattelandseconomie had bevorderd. Ook de vervaardiging van linnen en laken op het land, en daarnaast de door stoommachines aangedreven spinnerijen en weverijen in de steden (vooral in Gent en Aalst) vielen hem op, alsook dat de afzetmarkt beperkter was geworden door de afsplitsing van Nederland.
Er volgen meer retorische vragen: of de landelijke productie voor het binnenland of de industriële voor het buitenland ook wel de eigen bevolking ten goede kwam; hoe de interactie met Engeland en Nederland daarvoor belast dan wel gestimuleerd moest worden? Hierin herkent men de zoekende liberale politicus die Martín de los Heros was.

Tot slot kwam hij terug op de militaire acties tussen Spanje en Gent, de moedige verdediging van het Spanjaardenkasteel door Guillemette de Chastelet, vrouw van Cristobal de Mondragon, en van Antonio de Alamos tegen de opstand van de Gentse bevolking in 1576 en de overgave aan cavalerieluitenant Antonio de la Olivera in 1584.

[Herbert de Vleeschouwer]

Over Martín de los Heros: