Mijn gezant vermoordden ze, mijn kasteel verbrandden ze / (...) God sta bij de heer die 't als lot beschoren kreeg / te tuchtigen zulk een bende.

Frans Gunnar Bengtsson (1950)

Terug naar index

DE RAMMELEIRE, GILLIS

(?, 1444? -?, na 1517? )

Er is niet veel geweten over deze dichter en deken (1516-1517) van het Gentse gilde der Fonteine, een van de weinige leden uit de zestiende eeuw waarvan gedichten zijn overgeleverd. Hij wordt ook De Rammeleere en De Rammelaere gespeld.

In 1516, op 72-jarige leeftijd, schreef hij een literair, gedroomd Testament van zeven strofen, waarin hij zijn “snoede keteyvich leven” betreurt. Het werd overgeleverd in een handschrift dat in de Gentse universiteitsbibliotheek berust, met het opschrift Res Gandae (nr. 44b) met teksten van verschillende auteurs. De eerste daarvan is het testament van De Rammeleire, in een kopie door Ferdinand Snellaert en een microcopie daarvan (respectieve signaturen BBSL.HS.1483 en BBS.HS.1483). De volledige titel luidt Dit es testament, dat Gillis de Rammeleere ghemaect heeft.

[Frans Heymans]

Over G. de Rammeleire:

  • Jan-Frans Willems: Toneelgenootschappen te Gent, in: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands, dl. 10 (1846), p. 397 -398
  • Philip Blommaert: De Nederduitsche schryvers van Gent (1861), p. 51-52, met drie strofen uit het gedicht “Testament”.
  • Constant-Philippe Serrure: Gedichten van Gillis de Rammeleere, De Roovere, Dingelsche en Potterkin, in: Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis, dl. 4 (1861), p. 114-121
  • Jean Stecher: De Rammeleire (Gillis), in: Biographie nationale, t. 5, (1876), p. 670-671
  • August Vermeylen: Verzameld werk, dl. 2 (1951), p. 960