Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

DE VALCKENAERE, JULIEN

(Gent, 26.02.1898 - Gent, 22.05.1958)

Onderwijzer, inspecteur voor het Lager Onderwijs, dichter en vooral aforisticus. Hij werd geboren in de Abrikoosstraat. Zijn ouders verhuisden in maart 1905 naar de Brugsesteenweg (later omgedoopt tot de Bevrijdingslaan). In 1927 trok hij naar de Netstraat (later Nekkerputstraat genoemd). Hij studeerde voor onderwijzer in de Gentse Rijksnormaalschool.

Onder het pseudoniem Eric Willem Linde debuteerde De Valckenaere in 1927 met een tweetal gedichten (Langs de baan en Zomerwonder) in De Vlaamse gids, 16de jrg (1927-1928), afl. 6, p. 504-505. Toch zou hij zich nadien vooral toeleggen op het aforisme. Spits, dikwijls humoristisch en soms eerder cynisch verwoordde hij daarin zijn levenswijsheid.

In 1940, ruim tweeëntwintig jaar na zijn poëtisch debuut, volgde zijn eerste bundel aforismen: Levenskunst : distels, doornen en rozen. Nog eens veertien jaar later, in 1954, volgde Zonnebrug, getiteld naar zijn buitenhuis; het werd geïllustreerd door Jozef Cantré en ingeleid door Richard Minne. Weer twaalf jaar later volgde zijn tweede bundel: Gij, ik en de anderen : nagelaten aforismen (1966).

De uitgave van zijn verzameld werk en de aandacht die hij (postuum) kreeg in Nederland waren vooral te danken aan Simon Carmiggelt, grootmeester van de “cursieve” levenswijsheid. Carmiggelt moet in hem een geestesgenoot hebben gezien: eerst zorgde hij voor de uitgave van een selectie Steentjes des aanstoots (1961) en in 1974 voor de samenstelling en de inleiding van de verzamelbundel Flitsen in de duisternis.

[Frans Heymans]

Over J. de Valckenaere:

  • Fernand Auwera: Flitsen in de duisternis : aforismen van Julien de Valckenaere, in: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 121 (1976) nr.7, p. 548-550