…les quartiers ouvriers, pauvres et sales, riches d'une beauté si sévère, et sur le Quai aux Herbes (…) les plus belles maisons des marchands du monde.

Robert Brasillach (1933)

Terug naar index

JOERGENSEN, JOHANNES

(Svendborg, 06.11.1866 - Svendborg, 29.05.1956)

Voluit Jens Johannes Jørgensen, ook gespeld als Jörgensen. Deense journalist en prozaschrijver, een van de grootste Deense dichters. Schreef met Klokke Roeland (1916) een herinnering aan de Gentse stormklok en een imponerende aanklacht tegen de leugenachtigheid van de Duitse bezetter bij het begin van de Eerste Wereldoorlog.

Johannes Joergensen was de zoon van een zeekapitein en studeerde vanaf zijn vijftiende in Kopenhagen, waar hij als student vooral een outsider bleek en links-radicaal. Tussen 1884 en 1887 vervolmaakte hij zich aan de universiteit in letterkunde en natuurwetenschappen, en kwam onder invloed van het Darwinisme en de radicale vrijdenker en Deense literatuurhistoricus Georg Brandes (1842-1927). Hij bekeerde zich in 1896 evenwel tot het katholicisme.
Hij werkte eerst als journalist en hagiograaf (heiligenlevens), woonde lange tijd vooral in Italië (ereburger van Assisi), met uitzondering van de oorlogsjaren 1939-1946, toen hij terugkeerde naar Zweden (Vadstena) en Denemarken (ereburger van Svendborg).

Joergensen debuteerde in 1887 met de zwaarmoedige gedichten Vers (Ndl. Verzen), gevolgd door het meer symbolistisch gerichte Stemminger (Ndl. Stemmingen, 1892). Vanaf de dichtbundel Bekendelse (1894, Ndl. Bekentenis) en zeker in Digte MDCCCXCIV-MDCCCXCVIII (1898) bevatte zijn werk een katholiek-religieuze inslag, die ook leidde tot enkele pamfletten zoals Livsløgn og Livssandhed (1896, Levensleugen en levenswaarheid). Algemeen wordt Blomster og Frugter (1907, Bloemen en vruchten) als zijn beste dichtbundel beschouwd, om de heldere taal, het fijne aanvoelen van de natuur en de religieuze deemoed. Zijn beste poëzie is verzameld in Udvaglte Digte (1884-1944) (Keuze uit de gedichten) dat in 1944 verscheen en hem een hoge kans op de Nobelprijs Literatuur opleverde, maar die ging naar zijn landgenoot Johannes V. Jensen.

Eind 19de eeuw publiceerde hij ook essays over literaire reuzen als Edgar Allan Poe, Joris-Karl Huysmans, Paul Verlaine en Stéphane Mallarmé in het tijdschrift Tilskueren (Toeschouwers). Charles Baudelaire en het symbolisme beïnvloedden zijn werk zo sterk dat hij de leider werd van de anti-naturalistische strekking in de Deense literatuur en een eigen tijdschrift oprichtte: Taarnet (De toren, oktober 1893-december 1894).

Johannes Joergensen maakte veel buitenlandse reizen, waarover hij sterk literair getinte notities publiceerde, o.m. zijn Goethe-Bogen (1913, na een bezoek aan het Duitse Wetzlar, Sesenheim en Weimar; Ndl. Over Goethe, 1919). Tijdens een lang verblijf in Italië schreef hij diepgaande biografieën over de heilige Franciscus van Assisi (1907) en Catharina van Siena (1915), maar ook andere heiligenlevens (Don Bosco, Birgitta van Zweden). Van groter literair-historisch belang is zijn autobiografie Mit Livs Legende (1916-1928, 7 dl.; De legende van mijn leven, deels in het Nederlands gepubliceerd onder de titels Hoe ik christen werd, 1919, en Nadat ik christen was, 1928).

Johannes Joergensen en Gent/ België

Joergensen doceerde esthetica in Leuven (KUL, 1913-1914) en kreeg er in 1927 de titel doctor honoris causa. Hij werd in 1919 buitenlands erelid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Hij reisde in 1913/1914 (en wellicht ook voordien al) ook naar Gent, Antwerpen, Brussel en Mechelen. In Gent logeerde hij “... in de gastvrije woning van Henri en Dine Logeman (...) in de Godshuizenlaan n° 374.”
Joergensen schreef ook bijdragen voor het Vlaamse literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort (bv. zelfinterview, 1938/4) en stond al voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog in contact met de Vlaamsgezinde schrijvers Marie-Elisabeth Belpaire (zie verder) en Cyriel Verschaeve [zie aldaar].

Naast zijn in het Nederlands vertaalde romans Eva (1904) en De weg naar het licht (1912/1917) blijken voor ons vooral zijn reisschetsen interessant: niet zozeer Lourdes (Ndl. 1913) en Jeruzalem (1925), maar I det yderste Belgien (1916, In de uithoeken van België) en Flanderns Løve (1919, De Vlaamse leeuw), een getuigenis over zijn bezoeken aan het IJzerfront en een aanklacht tegen de gruwelen van W.O.I.

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog publiceerde Joergensen het merkwaardige Klokke Roland (Deens, 1915; Fr. vert. La cloche Roland: les Allemands et la Belgique door Jacques de Coussange, Ndl. Klokke Roeland, vert. Marie-Elisabeth Belpaire, beide 1916). Zijn herinnering aan de Gentse stormklok leidde tot het beeld van W.O.I als een strijd tussen katholieken en heidenen. Bovendien maakte hij er een imponerende aanklacht van tegen de leugenachtigheid van de Duitse bezetter, door punt voor punt de Duitse rechtvaardigingen voor de inval in België te ontkrachten.
In de inleiding van het boek weidde hij lyrisch uit over zijn trouwe Gentse en andere Belgische vrienden en situeerde hij Klokke Roeland (die in 1914 gebarsten was en dus niet meer luidde) als een teken van hoop: “Klokke Roeland luidt nog. Luidt sterker, luidt krachtiger, luidt helderder dan ooit! Of horen wij niet allen haar bronzen stem over Europa?”

Joergensen werd als persoonlijkheid en schrijver ook bijzonder goed geschetst door zijn Vlaamse vertaalster, de Antwerpse schrijfster en christelijke feministe Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1945) in haar prozaboek De vier wondere jaren (1920). Naast allerlei beschouwingen over de oorlog en oorlogskunst, bevat het boek twee uitgebreide portretten: ”Johannes Joergensen in de oorlogsdagen” en ”Johannes Joergensen volgens eigen getuigenis” (ontleend aan haar eerdere studie over zijn autobiografie Mit Livs Legende, in Dietsche Warande en Belfort, jrg.1919-1920). Marie-Elisabeth Belpaire suggereert daarin eenzelfde gevoel bij Joergensens jeugdparadijs op de Svendberg en haar familieschuiloord in De Panne. Beiden kwamen ook overeen in het aanvoelen van het katholieke kerstritueel, het poëtische karakter van de natuur en een zekere ’noordse’ zwaarmoedigheid.
Marie-Elisabeth Belpaire en Johannes Joergensen ontmoetten elkaar in Brugge op 12 juli 1914, kort voor het begin van W.O.I, bezochten in april 1916 samen Cyriel Verschaeve in Alveringem en de zwaargewonde frontsoldaat en schrijver August van Cauwelaert (1885-1945) in Hoogstade. Ze zagen elkaar na de oorlog, in januari 1918, terug in Parijs. Marie-Elisabeth Belpaire gidste Joergensen in 1916 ook achter het IJzerfront tussen Veurne en De Panne (eerste verslag in De Belgische Standaard, 16 en 17.04.1916).

[Frans Heymans en Jean-Paul den Haerynck]

Over Johannes Joergensen:

  • M.A.P.C. Poelhekke: Modernen: Willem Kloos, Paul Verlaine, August Strindberg, Johannes Jörgensen, Frederik van Eeden (1899 [i.e. 1898])
  • M(arie-Elisabeth) Belpaire: Johannes Joergensen in de oorlogsjaren, in: De vier wondere jaren (1920), p. 70-82, en Johannes Joergensen volgens eigen getuigenis, in: ibidem, p. 83-111.
  • Jef Crick: Johannes Jørgensen (1924)
  • Pieter Jozef Nuyens: Johannes Jörgensen, 1866-1956 (1959)
  • V. Claes: Jørgensen, Jens Johannes, in: Moderne encyclopedie der wereldliteratuur, dl. 4 (H-L) (1967), p. 277-279
  • E. Frederiksen: Joergensen, Jens Johannes, in: Lexique biographique danois (1980), p. 541-544
  • Sam Van Clemen: Jørgensen, Johannes, in: Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (1998) - ook online: (https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/jorgensen-johannes text:encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/jorgensen-johannes)
  • Romain John van de Maele: Brugge en het land der klaprozen: reisimpressies (1905, 1916 en 1919) van de Deense dichter Johannes Jørgensen, in: Biekorf (Brugge), jrg. 111 (2011), nr.3, p. 301-313
  • Maria Mikolchak: Jørgensen, Johannes (1866-1956), in: Michael Sollars & Arbolina Llamas Jennings: The facts on file to the World Novel (2008), p. 406-408