Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

LANCKROCK, RIK

(Gent, 16.07.1923 - Gent, 20.09.2012)

Rick Lanckrock werd geboren te Gent aan de Zwijnaardse Steenweg. Hij volgde lager onderwijs in de Ledeganckstraat (Oefenschool) en de Van Monckhovenstraat (Stedelijke Lagere Hoofdschool). Secundair onderwijs “liep” hij in de Stedelijke Handelsschool. In 1994, na het overlijden van zijn vrouw, verhuisde hij naar een appartement op de Voskenslaan.
In 1941 trad hij in dienst bij de Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening (nu VDAB) waar hij in 1984 zijn loopbaan beëindigde als directeur van de Regio Kortrijk. Sedert zijn jeugd en tot op heden is hij een verwoed microscopist (plant- en dierkunde, mineralogie, paleontologie), waarvoor hij een speciale opleiding volgde bij Leo Michel Thiery, stichter van het Gentse Schoolmuseum.

Schrijven was voor hem het bloed, de voeding en de ademtocht waarzonder hij geen dag kon leven. Hij schreef dus elke dag: artikels, recensies, kronieken, essays, cursiefjes, gedichten, haiku’s, aforismen…. Alles bij elkaar een oeuvre van duizenden pagina’s. Zoals hij zelf zei toen hij 70 werd: “Zonder schrijven, zonder voortdurend wikken en wegen met het woord en met de pen, zonder engagementen mist mijn leven elke kleur”.
Zijn engagement maakte hem al vroeg bekend bij het grote publiek. In de jaren vijftig verzorgde hij een vaste kroniek op de nationale radio onder de titel Praatjes van een Humanist. Het klinkt wat prekerig, maar het waren geen preken. Hij was een agnostische pragmaticus en een humanist, die sprak en schreef en filosofeerde over zijn wereld. Een wereld van denken en spreken en schrijven zonder taboes. Een wereld van verdraagzaamheid en respect voor alle levensopvattingen, op voorwaarde dat ze eerlijk beleefd werden. En dat klonk revolutionair in een tijd toen Vlaanderen nog geprangd zat in een sterk kerkelijk dwangbuis. Voor zijn Praatjes kreeg hij in 1961 de Letterkundige Prijs van de Stad Gent, waarmee niet alleen de inhoudelijke maar ook de literaire waarde van dit werk erkend werd. Tot op hoge leeftijd zou hij blijven schrijven voor de ledenbladen van het Vermeylenfonds en andere publicaties uit vrijzinnige en humanistische kringen.

Literair debuteerde Lanckrock met enkele gedichten in het juli nummer 1944 van het tijdschrift Klaverendrie, onder de redactie van o.m. Johan Daisne. In 1945 werd hij medeoprichter en later hoofdredacteur van het letterkundig tijdschrift Arsenaal. Zelden waagde hij zich aan fictie Toen hij in 1947 in Arsenaal toch in de vorm van een kortverhaal een aanval op kleinburgerlijkheid en arrivisme publiceerde, verweet Albert de Swaef hem in Nieuwe Stemmen dat hij met zijn hemeltergende provocaties in het kielzog zeilde van Jean-Paul Sartre. “Het had slechter gekund” was Lanckrocks droge commentaar. Andere fictie zijn bijvoorbeeld een zeldzaam toneelstuk (Het licht schijnt in de duisternis, 1956) en een luisterspel (Het vleesgeworden woord).

Literair had hij een grote bewondering voor Johan Daisne, een persoonlijke vriend en bovendien zoon van de man die hem in zijn jeugd de liefde voor de microscoop had bijgebracht. Zijn leven lang bleef Lanckrock in de ban van Daisne’s magisch realisme, waar de gedachte altijd iets verder gaat dan de werkelijkheid, met de hoop die werkelijkheid beter en rijker te maken. Hij wijdde verschillende essays aan dit genre en aan Daisne, zo zijn Inleiding tot het magisch realisme (1952), Johan Daisne (1956; hij kreeg er van het Gentse Stadsbestuur een aanmoedigingsprijs voor) en Johan Daisne en Hubert Lampo (1961). In 1992 nam hij het initiatief om een Studiecentreum Johan Daisne op te richten, waarvan hij de eerste voorzitter werd.

En ander genre dat Rik Lanckrock beoefende was dat van de journalistiek. In de jaren vijftig werd hij medewerker van de rubriek Geestesleven in de krant Vooruit, waarin hij publiceerde naast figuren als Richard Minne, Raymond Herreman , Achilles Mussche en Louis-Paul Boon. Naast zijn reeds genoemd werk over het magisch realisme schreef hij essays en recensies over toneel en vrijzinnigheid. In toneelkringen werd hij algemeen gewaardeerd als een artistiek begaafd man, die een opvoering scherp en precies kon doorgronden en beoordelen met gezag, mildheid en eerbied voor de auteur van het stuk.

Het verband met Gent

Voor het Gents toneelleven in al zijn aspecten is Rik Lanckrock een niet weg te denken figuur. In de jaren vijftig steunde hij met het gewicht van zijn gezag de “nieuwlichters” van het Arcatheater.
Van 1965 tot 1989 was hij lid van de Raad van Bestuur van het NTG; nadien bleef hij adviseur van deze raad. Verder was er geen enkele theaterinstantie in Vlaanderen, geen enkele toneeljury of geen enkele toezichtcommissie, noch voor beroeps-, noch voor amateurstheater, waarvan hij geen lid was. Tenslotte was hij de grote pleitbezorger van het Gentse volkstoneel, belichaamd door Romain Deconinck. Hij fulmineerde in de hem eigen stijl tegen de “intelligentsia” die dit soort toneel als minderwaardig beschouwde. Samen met John Bultinck en plastisch kunstenaar Etienne Hublau richtte hij de vzw Gents Volkstoneel op. Dank zij hun publicaties en hun intellectueel gezag slaagden zij erin dit waardevolle toneelgenre voor alle geledingen van de samenleving acceptabel te maken. In het essay Romain Deconinck en het Gents Volkstoneel (1972) geeft hij uitvoerig en doorwrocht zijn visie op dit unieke theatergenre.

[Jacques Vandersichel]

Over R. Lanckrock:

  • Rik Lanckrock 70: jubileumalbum (1993). Teksten van Rik Lanckrock, Lisette de Backer-de Vleeschauwer e.a.
  • Rik Lanckrock: De gelukkige verjaardag van een woordmens: Rik Lanckrock als strijdbare getuige, in: De hoogste tijd, vol. 6 (1992/1993) nr. 2, p. 20-26