Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

Terug naar index

PAPIUS, ANDREAS

(Gent, 1542 - Sedan, 15.07.1581)

Zijn echte naam was André de Pape maar zoals vele auteurs van zijn tijd, verlatijnste hij die. Hij was de neef van de eveneens Gentse auteur Torrentius (= Livinus van der Beke). Papius was muziektheoreticus en componist (maar er bleven van hem geen composities bewaard).
Nog tijdens zijn opleiding in Gent koos hij voor het priesterschap. Hij studeerde klassieke talen aan het jezuïetencolloge in Keulen en vanaf 1568 rechten in Leuven. In 1570 werd hij aangesteld als kanunnik van de collegiale kerk Saint-Martin in Luik maar hij bleef voortstuderen in Leuven. In januari 1573 nam hij zijn taak in Luik effectief op. Hij verdronk bij het zwemmen in de Maas, in Sedan.
Een bekend muziektheoretisch werk van hem is De consonantiis seu pro diatessaron libri duo dat in 1581 werd uitgegeven door Christoffel Plantijn in Antwerpen.
Justus Ryckius vermeldt hem in een door Philip Blommaert als Lof der Gentsche dichters vertaald gedicht (zie bij Fragmenten onder Ryckius, Justus). In een voetnoot voegt Blommaert daaraan toe: “Boven zyne dichtwerken gaf hy nog een werk uit in proza: De Musices Harmoniis”.

[Frans Heymans]

Over Andreas Papius: