Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

Terug naar index

RODENBACH, ELY

(Eliane Lily) (Gent,26.02.1922 - Gent, ?.?.2012)

Fransschrijvende dichteres, kunstschilderes, grafica. In haar naam klinkt nog de nagalm van illustere verwante voorgangers; zij is de halfzuster van de eveneens Gentse dichter en jurist André Rodenbach.
Tot 1944 woonde zij in de Blankenbergestraat, dan trok zij naar de Kortrijksepoortstraat (waar zij handelaarster in papierwaren en schrijfgerief was). In 1979 verhuisde zij naar de Neermeerskaai en sedert 1981 woont zij in het Groot Begijnhof te Sint-Amandsberg. Ze was leerlinge aan de Gentse Academie.
Zij publiceerde al haar literair werk als Ely Rodenbach; later veranderde zij haar vrouwelijke voornaam in het mannelijke Elie.

Ely Rodenbach publiceerde vijf dichtbundels: Le Cœur ouvert (1953), Cueillis en Flandre (1955, met op de omslag een zelf geschilderd Leie-landschap), Pétrir du Ciel (1957), Elégies pour un printemps mort-né (1959) en Aux quatre vents des saisons (1961, in bijna kalligrafisch handschrift gedrukt). Nous avons vu la Grèce (1958) is het gedetailleerd verslag van een reis naar Griekenland.

Zij schreef vrije verzen, zonder rijmen en zonder vaste strofenbouw en deze vormgeving behield zij in haar latere bundels. Haar eerste verzen zijn niet uitgesproken poëtisch, lijken meer op uitgezuiverd proza in versvorm. Inhoudelijk is er wel een evolutie naar een meer dichterlijke benadering en verwoording; de toon wordt geleidelijk poëtischer, blijer, iets objectiever en afstandelijker. In Aux quatre vents des saisons is triestheid niet meer aan de orde.
Alles samen geen grootse poëzie, maar de persoonlijke stem van een dichteres die haar wereld en haar leven zo eerlijk mogelijk in woorden trachtte te vatten en dat met een open hart aan anderen wil meedelen.

In een voorwoord bij Le cœur ouvert, schreef Simone Kuhnen de la Coeullerie: “De gedichten van Ely Rodenbach hebben een omfloerste klank van klokken in de mist, de gedempte nuances van schaduwbloemen gevoed door geheime tranen. Gebogen over haar intieme ik, onthult de dichteres ons met een totale eerlijkheid de melancholie, de zielennood, de dromen”.

In het voorwoord bij Cueillis en Flandre, schreef haar nicht France Adine (eigenlijk ook een Rodenbach; de bundel is aan haar opgedragen): “De auteur stelt er zich niet mee tevreden haar smart in harmonieuze woorden te vertalen. Haar hart opent zich nog verder (...) deze keer om beter de schoonheid van de wereld tot zich te nemen...”. In deze bundel komen ook gedichten voor over oude Vlaamse huizen, de oude stenen van haar stad Gent en de grijze hemel boven Vlaanderen.

De Association des Écrivains belges de langue française (AEB) riep na haar dood de Prix Elie Rodenbach in het leven, die in 2015 toegekend werd aan de Leuvense literatuuronderzoeker en dichter Jan Baetens.

[Daniël van Ryssel]