Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

VAN MECHELEN, JOHAN

(Mechelen, 27.12.1925 - Gent, 01.12.2007)

Pseudoniem van Johan de Wit, dichter, essayist, kunstcriticus en uitgever. Beroepshalve was hij zijn ganse leven werkzaam bij dezelfde bank op de Kouter, waar hij het tot directeur bracht.

Met uitzondering van zijn rol in de Vereniging van Katholieke Oost-Vlaamse Schrijvers (waarvan hij van 1950 tot 1952 secretaris was en waarvoor hij talloze malen optrad als gastspreker) liet hij zich minder in met het publieke literaire leven. Ook zijn deelname aan literaire tijdschriften was beperkt, behalve dan voor Nieuwe stemmen waarvan redacteur hij was van 1949 tot 1956.

Als dichter was hij de rusteloze homo viator (aldus Rudolf van de Perre), de zoekende geest die hoopt zijn bestemming te vinden. Thema’s in zijn (vormelijk en inhoudelijk klassieke) poëzie waren de hoop die hij stelde op God, zijn verlangen naar de geborgenheid in het gezin, zijn volksnationale inspiratie en het onrecht in deze materialistische maatschappij, de tweespalt tussen vreugde en verdriet, droom en werkelijkheid.
Tot zijn 15-tal poëziebundels behoren o.m. De ring (1956), De glazen wand (1964) en Silhouetten (1967). Dit laatste wordt algemeen als zijn beste bundel beschouwd; hij kreeg er de Arthur Merghelynckprijs van de toenmalige Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde voor.

Als essayist schreef hij o.m. Het woord in de poëzie (1956) en Paul de Ryck (1977) én organiseerde hij, in het kader van zijn beroep, meerdere tentoonstellingen waarvoor hij ook catalogi schreef, zo Vlaamse begijnhoven: in schemelheyt der maeghtlykheydt (1983) en Filip de Pillecyn, 1891-1962 (1987).

Als hoofdredacteur en uitgever publiceerde hij in de reeks De Hoorn van 1953 tot 1959 twintig poëziebundels, een tweetal esssays en vier bloemlezingen.

In 1947 was hij medestichter en voorzitter van het Erasmusgenootschap, een soort volkshogeschool, algemeen-Nederlands gericht. In 1949 en 1960 was dit genootschap betrokken bij de organisatie van de Nederlandse Congressen die toen in Gent doorgingen.

Johan van Mechelen en Gent

Hij studeerde Grieks-Latijnse humaniora aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen en volgde lessen in het Centrum voor Productiviteitsstudies en -onderzoek te Gent (de huidige Vlerick School).

Eind 1945 vestigde hij zich in Oostakker (Holstraat). In 1947 trok hij naar Mariakerke (Brugsesteenweg), in 1950 naar Gent (Harelbekestraat), in 1963 naar Sint-Amandsberg (Maria Hendrikastraat, thans Oscar Colbrandtstraat) en in 1974 opnieuw naar Mariakerke (Lindestraat, thans Oranjeboomstraat).
In verschillende van zijn bundels vindt men gedichten over Gent, o.m. in Doortocht (1952), Van het dagelijkse leven (1954), Variante voor een dagboek (1961) en andere.

[Frans Heymans]

Over Johan van Mechelen:

  • Rudolf van de Perre: Johan van Mechelen, in: Oostvlaamse literaire monografieën, dl. 4 (1981), p. 97-128.
  • Daniël van Ryssel: Johan van Mechelen. Tekst bedoeld voor het internet, www.gentblogt.be.
  • Documentatiemappen in de Stedelijke Openbare Bibliotheek Gent en in het Poëziecientrum